Psalms 3

1Een psalm van David, als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. [03:2] O Heere! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op.
 ... vermenigvuldigd Want meest alle stammen vielen Absalom bij. Zie 2Sa 15:10-12 , 2Sa 17:11 , 2Sa 17:13 , 2Sa 17:24 , enz.
2[03:3] Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela.
 van mijn ziel Dat is, van mij, van mijn persoon. Zie Gen 12:5 . Anders, tot mijne ziel.
,
 heil bij Het Hebr. woord dat heil of behoudenis betekent, heeft hier een letter meer dan gewoonlijk, hetwelk sommigen houden te strekken tot vermeerdering of uitbreiding en zetten het over: gans geen heil.
,
 Sela Dewijl de muziek, bij Gods volk in het Oude Testament gebruikt, hedendaags onbekend is, zo is er verscheiden gevoelen van dit woord Sela, doch wordt bij de meesten daarvoor gehouden, dat het diende om te kennen te geven een bijzondere beweging en aan dacht des harten, die de dichter [door Gods Geest gedreven] over de voorgaande woorden gehad, en die men in het lezen, spreken en zingen, met aandachtig rijzen, verheffen, verstijven, of dalen der stem moest uitdrukken; het wordt gemeenlijk in het einde der verzen gevonden, behalve Psa 55:20 , Psa 57:4 ; Hab 3:3 , Hab 39 , waar het in het midden staat.
3[03:4] Doch Gij, Heere! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft.
 voor mij, Of, om mij henen, omtrent mij, dat is, mijn beschermer, van welke zijden de vijanden mij mogen bestijden. Zie Gen 15:1 ; Deu 33:29 ; Psa 84:12 .
,
 eer, en Dat is, de bewerker mijner eer.
,
 opheft Dat is, die door genadige verlossing, overwinningen en triomfen maakt dat ik mijn hoofd vrijmoediglijk mag op steken. Zie Psa 27:6 , Psa 110:7 .
4[03:5] Ik riep met mijn stem tot den Heere, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. Sela.
 heiligheid [Als Psa 2:6 ] , waar de ark des verbonds was. Zie 2Sa 15:32 . Dit spreekt David van den voorgaanden tijd, daaruit vertrouwende dat hem God nu ook niet zou verlaten, vermits de beloften, die Hij hem gedaan had.
5[03:6] Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte, want de Heere ondersteunde mij.
 lag neder Deze manier van spreken betekent een gerusten, zekeren, heiligen staat, dat men zonder bekommernis is van gevaar en schade, hebbende voor God een goede conscientie, en op Hem alle zorg werpende; zie Lev 26:6 ; Job 11:19 , onder Psa 4:9 ; Pro 3:23 ; Eze 34:25 .
6[03:7] Ik zal niet vrezen voor tienduizenden des volks, die zich rondom tegen mij zetten. 7[03:8] Sta op, Heere, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken.
 Sta op, Menselijk van God gesproken; gelijk men tot mensen, die stilzitten en de hand niet aan het werk slaan, pleegt te zeggen: Staat op, aanvaardt het werk. Alzo bidt David dat God het werk zijner verlossing bij de hand neme.
,
 al mijn vijanden Die mij tevoren onrechtvaardig hebben vervolgd, hebt Gij openlijk te schande gemaakt; doe nu evenzo aan dezen. Verg. Job 16:10 .
,
 tanden Zie Job 29:17 .
8[03:9] Het heil is des Heeren; Uw zegen is over Uw volk. Sela.
 des HEEREN; Of, bij den Heere, dat is, Hem komt of behoort toe te verlossen, bij Hem alleen is verlossing, behoudenis, overwinning en zaligheid, voor mij [wil hij zeggen] en alle vromen. Dit stelt hij tegen het zeggen zijner vijanden, boven, Psa 1:3 .
,
 is over Anders, zij.
Copyright information for DutSVVA